De vriend die het rijm mist in mijn woorden, zegt dat hij twee jaar
geleden nog jong was, nu niet meer. Ik denk aan

dat wat daarop rijmt maar zeg niets. Het is alsof mijn vader zegt
dat hij de wereld kent, een schalkse knipoog, nog

een nieuwe auto koopt maar zich telkens tegen het muurtje van de
buren bevindt en dat de schuld is van een onlogische

situering van een hoopje stenen. Omdat de een al vertrokken is en
de vriend mij niet leest vanwege dat ontbreken van

zijn poëzie, kan ik rustig met u overleggen en wat ginnegappen over
de conditie van hem, bewonderenswaardig dat

inzicht dat na jaren van ontkenning komt, dat nahijgen nu van al
mijn treden, de handen op de knieën en tegen mijn muur

naar buiten wijzen zodat ik afgeleid wordt van zweet en tranen en
diepe zuchten en een kind op mijn balkon.