Na afloop val ik stil, ik zwaai de armen uit mijn lijf, ren rondjes
van het ene raam naar het andere en wil eigenlijk

mee. Van alles dat ik vier, is het bezit van kinderen het meest
kostbare, het meest kwetsbare. Eenmaal aan tafel

buitelen we over elkaar heen, daarvoor zijn er momenten van
tegen elkaar in de keuken staan, de deurpost, samen op

de bank liggen, op schoot trekken (de kleinsten), geheimen delen
en zorgen, nieuwe plannen, twijfels. Een van de groten

is niet gelukkig, de allerjongste is moe, het toegevoegde meisje
kletst door alles heen zoals mijn laarzen tikken op

de vloer en iedere keer weer schrik ik van het belletje van de oven,
de deurbel, een omgevallen stoel, een iets te hard antwoord.

Wat overblijft is gemis, het residu van jarenlang zorgen voor,
liefde, drie punten zoete taart en die ene hartige nog in

de badcel.