Steeds weer vullen we de mondvoorraad aan. In de badkamer
staan de taarten, in de slaapkamer rinkelen de flessen,

we moeten opnieuw weer opruimen en schoonmaken, het hele
huis ruikt naar soep en kruiden, alleen van de

chocolade hebben we al gesnoept, het voorproeven is begonnen.
Zoals vroeger, met de vinger langs de rand van de

baksels die mijn moeder liet afkoelen op het aanrecht of zoals
mijn kinderen giechelend de smaken vergeleken

en later de gasten. De voordeur op een kiertje. Het grootste verschil
zit in de kleine ruimte, voortdurend botsen we tegen,

stoten iets om, het budget, de aankleding, we zijn geminimaliseerd
tot kabouter in een hut en moeten op onze tenen om

de voorhoofden te kussen van alle bezoekers en we dragen te grote
laarzen om in twee tellen op het balkon te komen en in

veiligheid.