Maar het was veel gruwelijker dan dat. Hij miste een hand, zijn
huid was verschrompeld, zijn ogen smal, u dacht toch

niet dat ik een mooiste-man-van-de-wereld op een andere manier
kwijtmaakte? Want dat was wat ik deed, ik maakte hem

kwijt, niet omgekeerd. Ach wat, zegt u, peanuts of wat is mooi
eigenlijk en hoezo ‘van de wereld?’

Er is geen bewijs. Er hing ooit een printje van een foto achter
mijn pc, hij stak een verjaardagstaart aan en hield

zijn brandende sigaret ver van de slagroom, en hij lachte niet
eens. Hij droeg hetzelfde overhemd als waarin ik mijn

handen stak en hij kippenvel kreeg, te ver open zodat, welnee,
zei hij dan, hij hield het bovenste knoopje vast.

En hij beweerde dat hij heus wel, heus, mijn aanbod kon afslaan,
een brandende sigaret ver van mijn lijf, zijn hand ook.