L. (6) deed nog een figuurtje na dat achterover in de sneeuw met
armen en benen zwaait, het leek niet een engeltje,

dacht hij, en achterovervallen kon ook niet want er lag nog niets
en bovendien zou ik mee vallen als hij het echt deed

want onze handen zaten in elkaar, dan was het een vlek, dacht hij
en ik knikte. Het was al lastig genoeg het evenwicht te

bewaren terwijl hij soms met een ruk stilstond om te lezen wat er
op tuinhekken, borden en auto’s stond.

‘Haal alles uit Alkmaar’, sprak hij luid, en schaterde. De flat dus,
en jij, wat bedoelen ze eigenlijk? We waren het park

al door en dat genieten was gratis. Langs de boekwinkel wees hij,
daar had hij een keer mij gezien, wist hij, en toen

was er niks te eten. De boekenman zwaait en steekt zijn duim op.
Er zijn nog oliebollen rond de kerk. De toren lijkt wit.