In de trein naar het einde van dit land praten de meisjes van
‘ken’ in plaats van ‘kan’, gebruiken ze ‘veul’

voor ‘veel’ maar giechelen zoals overal, en bespreken tijdens
de lunch de daad alsof het een snack is, hoewel de

details onsmakelijk lijken, grootte, de hoeveelheid haar (getver)’
en dat het in drie seconden voorbij is. Als ze even

later langs het raampje lopen, wil ik vergeten hoe eentje lekker
hard wilde, lijken ze willekeurig en onschuldig,

blond vooral en iets te mollig en veel te jong. De rest van de
coupé lijkt onaangedaan, de oortjes in, de blik op

het schermpje, de conducteur jolig en met commentaar op ieders
foto. Zomaar een dag in de leegte van dat laatste stukje

land, met dunne streepjes regen en een brede stoep en aan het einde
van een straat de duinenrand waarachter het water wacht.