Ze lopen precies hetzelfde. Alsof ze veel meer gelijk zijn
dan dat ze zijn. De handen op de rug en de duimen

dan over elkaar. Wij vrouwen komen daar achter, stemmen
ons gevoel in afstand af. Daarachter komen de

onverstaanbaar pratende bezoekers. De familie uitgebreid
met een verre tak. Even worden we ingehaald,

een arm in een ander, een hand om een andere hand. Het
moeilijkst is toch, zegt de ene moeder tegen de

andere, het loslaten van je kind. Er zit geen oceaan tussen,
zegt de andere. Ze reden over land, even vlak als

het onze. Zagen het water, zagen de dorpen, de steden, de
wegen. De traktaties schudden door elkaar.

Deconstructed, zeiden ze verontschuldigend. Maar we waren
juist opnieuw in elkaar gezet. Een kind erbij.