Een schrijver die zijn eega ten overvloede en volkomen overbodig
tot twee keer toe noemt terwijl hij in zijn roman de

existentiële vraagstukken probeert te beantwoorden, moet terstond
weggelegd worden. Het zonder haar niet kunnen

leven, is geen antwoord. Een zelfde ergernis ervaar ik bij identieke
regenpakken, sandalen, weekendtassen,

het afmaken van zinnen, het op elkaar wachten en het op slot zetten
van twee fietsen met een gouden greep waarbij

ketenen kletteren en hartjes aan de brug komen te hangen die daar
totaal nutteloos en zinloos de boel verzwaren.

Als ik de auteur google, lijkt zijn vrouw iets minder overtuigd van
de hechte constructie, zij noemt zelfs geen naam van dat

iets dat aan haar linkerzij kleeft, heeft ook geen enkele levensvraag
in haar oeuvre, vermeldt slechts drie kinderen met zijn uiterlijk.