Hij praat om het overzicht te krijgen, herhaalt zich om iets
duidelijk te maken voor zichzelf, zoals ik schrijf

eigenlijk. Opnieuw formuleren, zoeken, achter elkaar zetten
en dan weer van het begin af aan. Zoals er hier

een werktafel is en een bureaustoel, zo is er daar een soort
telefooncel, alleen zonder deuren. Misschien

legt hij zijn voeten op tafel en draait hij rondjes ondertussen,
knippert met het uitzicht en de stand van het water

buiten, telt hoeveel toeristen er voorover hangen in de boten
die passeren, hoe recht de bomen buiten staan.

Terwijl ik lang geen punten of komma’s gebruikte, praat hij
aan een stuk door, haalt nauwelijks adem, struikelt

zelfs zoals er hier soms een woordje ontbreekt: lief en zon
en windstilte en dan, morgen, misschien en toch.