Dingen terugvinden door in de verte te kijken, de toren van de
kerk, de ruitertjes in en uit het Waaggebouw, je ogen

toe te knijpen, scherp te stellen en dan rechtdoor zonder je iets
aan te trekken van stoeltjes in het looppad, dienbladen

vol glazen, rokers op de hoek, die ene bekende achter de krant,
pet tot op de neus, zon overal, alsof je die

toerist bent die per ongeluk de juiste kant is gewezen of gewoon
omdat je een centrum herkent door dezelfde opbouw

als die van thuis. Als hij het zou moeten uitleggen, zou hij zeggen
dat het echt heel simpel was, alles als kringen in

het water na de steen, ze hoort hem achter zich sloffen terwijl hij
net nog naast haar liep, fiets aan de hand. Zij neeg

voortdurend tot het Noorden en versnelde, de klokken luidden en
een vlag hing nog steeds te wapperen, opeens dichtbij.