Dwars door de stad, de winkel, het veld, het patroon, onderweg
alleen de zon en een licht tintelende frisheid, over

de schouder de tassen, handen in de zakken, stappen tellend. De
huizen, de enkele fietsers, wie er goedemorgen zegt,

de bochten, de bruggen, de tunnel, de honden aan de lijn, de ene
motor die veel te snel gaat, de gelukwensen,

de piepjes uit de deinende rug, de traptreden, oneindig groot het
te bestrijken gebied, en hoe lang al.

Bij thuiskomst, altijd, eens, hartjes in de brievenbus, een oma op
hoge hakken bungelend aan een trosje ballonnen,

de kranten van de laatste weken, een verdwaalde gast, een pizza,
zachte wol, het binnenste van een cake nog net niet

helemaal gaar en slagroom vinger likkend alsof stiekem nog een
feestje wordt gevierd, helemaal in mijn eentje.