Thuis wordt een praktisch overzicht. Een over de schouder
kijken en rangschikken naar tijd in plaats van

smaak. Een vast gegeven, niet meer iets met wisselend succes
of teveel gevoel. Witte muren, geen nieuwe

verfsoorten, enkele houtskoollijnen nog, fantasie in het hoofd.
Was komt over de stoelen te hangen tot het hard

en droog is en dat duurt dagen. Niemand ziet of we thuis zijn.
Zo zonder ouders zijn we, zo zonder kinderen,

zo zonder meldingsplicht, zo zonder welke plicht dan ook.
Wat een licht, zegt de een.

De deuren in het berghok maar zonder te dansen van de ene
in de andere ruimte, glijden op sokken misschien,

afzetten tegen de randen. Thuis zijn wordt een toestand, pas
bij windstilte en blauwe hemels zijn we op weg.