Nu het trapportaal leeg is, zelfs het matje met Welkom erop
onder de arm verdween, geen zuchtje meer

hoorbaar, geen geklop, geen aanhoudend gebel, geen slepende
voeten, geen waarschuwing voor alle bezoek meer

geldt, voelt het vreemd en onheilspellend zelfs, deze hele gang
alleen te bewonen, de boomhut overhellend naar

rechts terwijl je muziek zou kunnen draaien zo luid als je wilt,
terug zou kunnen kloppen eindelijk maar dan harder,

eindeloos kunnen blijven kletsen tegen de trapleuning aan, op
de derde tree blijven zitten, de vuilniszak

voor haar deur bewaren, je jas pas aandoen als je halverwege
bent, boodschappen opsparend in de extra ruimte,

alle bezoek de tuin om kunt leiden maar toch iets van gemis
voelt totdat natuurlijk de volgende komt en blijft.