De kamer heeft mijn nummer maar een totaal andere
inrichting. Er is een streepjesbehang zoals

een overhemd, een kil raam, en toch de schrijver zoals
die aan tafel zit achter een snorrend apparaat

en typt. Er zijn geen andere attributen, geen op kleur
afgestelde rijen, geen kunst aan de wanden,

alleen die smalle lichtblauwe streepjes. Toch is het mijn
huis in deze droom, licht schommelt de hut tussen

de bomen en ik hoor mijn moeders stem. Het is als lopen
in mijn stad en opeens dingen zien die er

voorheen niet waren of ontdekken hoe een van de bomen
in het park helemaal kaal is, een kind aan

de hand hebben dat niet van jou blijkt te zijn, een heel
andere taal te spreken, natte voeten te krijgen.