Tot de slaap komt, de grote ogen langzaam dichtgaan, mijn
lijf tussen de twee bedjes, hand in hand in hand,

stijf worden van de vloer en het reiken, breder dan ooit, het
rekken, het behoedzaam niet bewegen verder,

het licht nog tussen de sterrengordijnen, de deur half toe, de
wekker die de volgende morgen in kleur aangeeft

wanneer ze naar zolder mogen sluipen en bovenop mij, een
knuffel onder mijn voet, een duplootje onder mijn

rechterbil, een dinootje dat nog in het versje moet en dan alles
dat slaapt, zelfs het graspietje, het kleinste en

allerkleinste kevertje, een giechel, ssstttt, gerust de wacht en
ook deze nacht, zelfs de Here uit mijn jeugd, niet

meer nadenken nu, zoveel houden van, mijn allerbeste vriendjes,
en dan langzaam loslaten, de pufjes wolkjes van geluk.