Hij zoekt iemand die achter hem het licht uitdoet, ik zie
een koordje met een knoop erin rechtstreeks uit

de lucht vallen net zoals de ik de reserve maan zag die
aan een punaise hing. Net zoals de lamp van

papier die in mijn puberkamer hing of het met bloemen
en haarspeldjes versierde touw dat zachtjes tegen

de muur tikte bij elke beweging dat het bed maakte, de
wind door het open raam in het waterhuis,

de bezoeker ooit. Ik neig altijd tot het achter me afsluiten,
die lamp moet het probleem niet zijn.

Bovendien willen we geen verspilling, we hergebruiken
onszelf al, ik kan dit maar vermoedelijk struikelen

we in het donker voorover en kunnen we nergens meer bij,
het haar in onze ogen, bloemen plukkend.