Tussen alle reizigers is er wel altijd een van de ouderwetse
soort, in regenpak veelal en met een pakje brood

op schoot, met afritsbroek en wandelschoenen en ingestapt
met een stevig exemplaar van vaders’ fiets,

het liefst de Gazelle, waar achterop dan een tent hangt met
een afwasteiltje bovenop en aan het stuur

een fluitketel en een bloem die echt is. Het zijn immer weer
verbaasd kijkende mensen die per ongeluk in deze

coupé en tijdvak beland zijn, zich ongestoord wanen en met
iets teveel moed maar ook dezen geven geen

antwoord op terloopse vragen. Gebreide sokken, fietskuiten
in de wijde broek. Zweetvoeten

vermoeden wij. Niemand leeft met hem mee maar toevallig
hadden wij ooit zo’n fiets, vandaar.