Dat als ze weg zijn, je aan elke deurknop een gelukspoppetje
vindt zoals jij ze ooit onder het kussen van elk kind

legde, de vloer onder je bed schoner is dan tevoren omdat ze
van boven naar beneden gleden en ook nog

het wiel van een auto terugvonden, het douchegordijn alvast
is dichtgeschoven omdat ze daarachter stonden te

giechelen en jij tot tien nog telde, hun stemmetjes nog galmen
en hun voetjes nog trappelen en tiktak rennen tot

ze botsen tegen die van jezelf, dat als ze dan weg zijn jij ze
nog ziet en voelt, de kruimels op de vloer, streepjes

viltstift daarnaast, alle kleuren uit de doos een andere volgorde,
met duidelijke letters hun kunst aan de muur,

de bloemen trillend in hun vaas, de boeken scheef en jij nog
naar de plaatjes kijkt op de vorige bladzijden.