Op dubbele lijntjes staan zijn ronde kinderletters en de krullen
van zijn juf, de rode cirkeltjes om de spelfouten,

haar commentaar. Het is net alsof ik nu pas het verband zie tussen
al onze gebeurtenissen en hem, tussen zijn poëzie

en die van mezelf, tussen zijn zingen en liefdevol de armen ergens
halverwege mij slaan. Misschien omdat er een meisje

bij is dat probeert te zeggen ‘schattig hè’ met tussen haar voeten
de bak uit de berging waarin zijn oude schoolspullen

jarenlang vergeten zijn. Misschien omdat zij moet vragen naar de
betekenis van een bepaald woord en ik onder die

dubbele lijnen nog zoek naar wat verloren ging. Eigenlijk begint
elke bladzijde met een bepaalde waarheid en waaiert dan

uit in een opsomming van, iemand botst met zijn hoofd tegen de
lantaarnpaal bijvoorbeeld, dat dreunt lang na.