Gelukkig, zegt de rijmloze vriend, houd ik niet van die
eindeloze monologen. Ik heb dan al

een half uur niets gezegd en denk aan mevrouw K. die zo
graag eens met iemand had willen praten. Ze zei

het zachtjes huilend. Er bleven zo weinig mensen over, vond
ze. De kring werd iets meer gesloten, de hoofden

hingen weer iets lager en echt niemand, stelde mevrouw V.
had het geweten. Ze bedoelde dat ze vergeten was

dat het vanmiddag weer was, verhaaltjestijd. Het maakt niet
uit, zeg ik weinig geruststellend, volgende keer

haal ik u op. Kraaien, zei mevrouw K., twee, op de weg naar
de lift. Ze bedoelde de mannen in het zwart.

De rijmloze vriend houdt niet van luisteren. Met wapperende
handen doet hij zelfs geen vogel na.