De toeter klinkt gesmoord, alsof bezitter en blazer heel
langzaam gewurgd worden, een

handeling die op het eind van de avond voorstelbaar is.
Is er rond het middaguur al een kolom van

zwarte rook naast het krokodillenbadje, geen spoor nog
van de lapjes vlees die met priemende vork

worden omgedraaid, aan het eind van de middag barst de
tuin uit haar voegen, de hele familie zit met

de tenen in het bad waarin nu de flesjes bier zwemmen en
halverwege de avond zijn er knallen waarbij

rook en vlees onzichtbaar maar wenselijk de lucht in gaan.
Dat er daarbij drie hoog achter gedroomd wordt van

vrede, een zacht blazen over het warme lijf, is bijna hetzelfde
vermoedelijk als juichen voor winst.