Mevrouw van W. kijkt en kijkt maar. Daardoor weet ik dat ze
me niet hoort. Ze wordt steeds vriendelijker,

glimlacht van oor tot oor, maakt geen geluid behalve bij het
drinken dat ze licht slurpend doet en waarbij ze zich

altijd verslikt. Haar rolstoel glijdt tot vlak voor me, een klein
zoefje dat zich even lijkt in te houden voordat

ze een pirouette kan. We zijn elke week met meer dus het
duurt even voordat ik de cirkel rond ben en

haar blik beantwoord. We beginnen ook weer te laat, moppert
mevrouw E. De lift bleef steken, er was

een file op de gang, er kwam een mevrouw langs die niet echt
in onze groep hoorde, de vogels buiten zongen een

lied en de dove mevrouw van het hoekje bemoeide zich met
luide stem met iedereen. De heer R. straalde.