V. begint al jaren zijn dag met mij. Hij talmt nog wat met
opstaan terwijl ik al rondscharrel en typ,

terwijl hier de deur al openstaat en de zon speelt met het
stof op de vloer, slaat hij de deken nog eens om

zich heen. Dank je wel, zegt hij eigenlijk, dat je me waarschuwt
dat het ochtend is. Rituelen, piepjes, een

vaste vorm, het noodzakelijke kopje koffie, een aai over het
bestaan, een herkansing, opnieuw, elke keer weer.

Dat de bomen vandaag vol zijn en er geen strepen lopen door
de lucht. Dat iedereen weer naar zijn werk vertrekt en

de auto start. Dat groepjes kinderen zich zingend slierten
door de straten. Dat caissières de kassa’s weer

openen. Dat de zwarte letters het allemaal doen. Dat hij nog
kan bewegen, opstaat uiteindelijk en ons groet.

 

voor V., lezer van het eerste uur