Hij wil lezen wat zich gisteren afspeelde, wat voor dag het
was, hoe hij rook en hoe sterk zijn handen waren,

hoe ze giechelde en zich, een beetje maar, verzette, hoe ze
vervolgens stilviel tegen zijn lijf, hoe hij

achter haar bleef staan, hoe zij rook, hoe ze haar armen naar
achteren strekte en haar handen, haar handen.

Hij wil lezen wie hij was, gisteren, om zich te herinneren hoe
hij morgen zal zijn. Opnieuw klimt hij naar boven,

opnieuw staat ze daar, opnieuw lacht ze, nog een keer lacht ze.
Hij wil lezen hoe ze het herhaalt, dat houden van,

dat vanzelfsprekende houden van, dat uitgestelde en herwonnen
houden van, dat zo mooi daar en opnieuw

tussen alle regels staat. Zij zal het schrijven omdat ze giechelde
en, een beetje maar, zich verzette, zoals hij.