Ze heeft mij vast, zegt ze terwijl ze van heel ver klinkt. Met
onbekend nummer en ruisend duwt ze me tussen

de M en de B, zegt ze. Haar alfabet is het mijne niet maar
daar sta ik en daarom hoor ik haar nu.

Ze heeft vast het roze truitje aan dat pluist bij haar oksels en
lubbert in haar nek maar ongewoon strak over

de borsten valt waarop dan haar bril rust aan een gehaakt
koordje in dezelfde tint. Haar lippen gestift of

even in haar wangen geknepen voor een bijpassende tint en
eerst de hele plank gestoft en mij opgetild.

Mij ondersteboven gehouden en haar vingers door de bladen
laten ritselen en toen weer rechtop gezet en zomaar

gedacht toen aan al die zoenen die ze gaf, de zachte duwtjes,
de knipogen, omdat het over haar ging, toch?