Met de vinger op onze lippen voegen we iets toe aan het verhaal,
zo wordt het elke keer langer. Er komt een

kind bij, de vader leeft opnieuw, de bomen krijgen hetzelfde groen,
het afgescheurde stuk papier plakken we

zorgvuldig vast, we moeten zelfs met de bril op zien of de zinnen
in elkaar overlopen, de letters iets dichter tegen

elkaar aan dan eerst. Er dan met je vinger overheen gaan, vochtig
nog. Een gezicht dat je aanraken kunt, dat

buigt in de richting van je mond. Soms overdrijven we, er is daar
een komma die er niet hoort, we lachen om

iets dat niet geweest is, zoals we een bosje bloemen aan de steel
voor het raam hangen of beweren op

onze hoofd te kunnen staan en dat lang te kunnen volhouden. Dan
is het net of de bloemen in een vaasje staan immers.