Van elk reisje zijn de laatste meters het zwaarst en dat terwijl
thuiskomen het belangrijkste is. De zes keer tien

traptreden die bij vertrek roffelend en opgetogen worden genomen,
behoedzaam evenwel en nu zonder het

vastgrijpen van de leuning, en heel soms met een onderbreking
voor de derde serie om even naar buiten te kijken,

vormen bij terugkomst een obstakel die we tellend en zonder
bijgeluiden proberen te overwinnen. Laatst

lagen we spontaan op onze knieën bij de allerlaatste treden en
we wilden zoals de allerjongste bezoeker op

handen en voeten gaan, schuifelend tot de deur open zwaait en
we herkennen wat van ons is. Dat alles moet

gebeuren voordat een andere deur opengaat en iemand ons zou
vragen of het gaat of erger nog, moet helpen?