Mevrouw de B. zou zeggen dat het gewoon een rotzooitje was,
haar ‘ach wijffie’ is soms het enige dat je nodig hebt,

een verhelderende conclusie die niet alleen omvat dat het toen
allemaal beter was en een stuk gezelliger maar

dat het ook niet nog eens aan jou ligt. Neem nou haar zoon, die
liep nog geen honderd meter hard en zeker

niet voor haar terwijl de jouwe voor het eerst in maanden naar
buiten komt en verlegen zwaait in de stationshal

te L. terwijl jij onder een boom buiten een roos in je knoopsgat
propt om herkend te worden. Vervolgens neemt hij

je simpelweg in zijn armen, er zijn geen risicofactoren, zegt hij,
behalve die van liefde die vergaat en kinderen die

je ontgroeien. Hij nam toch altijd wat te snoepen mee, zou mevrouw
de B. later beweren hoewel het onduidelijk was voor wie.