Verkleind en op een mini klapstoeltje zit ik tegenover een bos
dat waarschijnlijk uit slechts een boom bestaat en

schrijf. Voor me beweegt zich een hoop bladeren die tot over
mijn blote voeten komt en uiteen schiet in

honderden kleine bleekbruine muizen. Baby’s, zou mijn baby
zeggen, die alles nu tot mamma en baby benoemt,

maar ik trek mijn voeten gauw onder me en dat is nog een hele
kunst op zo’n stoeltje. Ik kan niet verder

schrijven. Er is een kleine opening aan de zijkant waardoor ik
snel en bukkend vertrek en opeens is alles weer

van normale afmetingen, een overzichtelijk grasveld golft groen
en mijn vader staat te wieden in de perken daarnaast.

De grond daar is alleen maar grijs, er groeit niets. Zijn voeten
staan in het gras en buigend wordt hij steeds langer.