Ik hoef niet te komen, hij belt. Dat geldt voor dokters, zonen,
minnaars en buurmannen, oude vriend O. en

de pleitbezorger voor een betere wereld die al zijn folders op
de straathoek dumpt en dan met zijn fiets rinkelt.

Ook zij is afwezig tenzij door een dunne lijn, een blokkerig
scherm of in het zwarte gat, al gevallen voordat

iemand haar zei te springen. Een assistente waarschuwt dat het
tijdstip waarop onbekend is nog, alsof dat

iets uitmaakt, vanuit de diepte horen we nauwelijks iets. Toch
zal zijn stem ongekend warm zijn, de boodschap

zonnig, zingend de een en uitermate beslist de ander. Dat het
uiteindelijk goed komt, alles, schreeuwt zich

vanaf die stapel papieren, nu nat geworden op de keien, en
flemerig beweert de laatste dat Jezus redt!