Ze nam haar schoenen mee naar de kamer met de bedoeling
ze aan te trekken maar toen dacht ze eraan welk

jasje daarbij of geen jasje en ze keek naar buiten wat de anderen
deden en vervolgens bleef ze binnen want ze

had eigenlijk niets voor dit weer, ze zette haar gympen onder
de kapstok. Ze had de overgang gemist naar

een ander seizoen zoals ze soms de trein niet haalde of gisteren
vandaag liet zijn en nog op kinderlijke toon

met haar moeder sprak. Ook leefde de kat weer en gaf ze hem
zonder aarzelen te eten en heel soms nam ze zelf

daarvan een hapje, gewoon omdat ze dacht dat ze gekookt had.
Of er kwam visite, dan kocht ze drie taartjes maar

daarvoor moest ze eerst iets aan haar voeten doen en besluiten
welk jasje daarbij paste. Ze keek uit haar raam.