Het gaat als volgt: hij schuimt de straten af en sleept alles van
waarde naar het hol. Dat zijn halve keukenkastjes,

paspoorten, kabels van andere lengtes, het oud papier van de
buurman, een wasmachine zonder deur en andere

vergelijkbare schatten als eigengebreide sjaals en boeken met
literatuur. Die laatsten neemt hij mee voor mij

want ik, zegt hij, ben van de literaire inhoud, maar in deze schaarse
tijden is hij zelf aan de stapel begonnen. Gisteren

probeerde hij schrijver W. die hij vaag nog kent uit het circuit van
krakers, filmmakers en zogenaamde politiek

bewusten, maar al na drie pagina’s en ergens halverwege een citaat
brandde W. fel op in de houtkachel. Met F. gebeurde

hetzelfde. Subsidiejunks, riep hij, omhooggevallen elite, niets was
bruikbaar en het bespaarde mij, zo zei hij, kostbare tijd.