Reizend tot waar de trein niet verder kan gaan verwachten we toch
een vervolg, een geheime doorgang, een sissende

fluit en enorme stoomwolk alsof we met een tovenaarsleerling naar
onze school in de bergen gaan, daar nog wat

doden moeten bezweren en raadsels moeten oplossen en eindelijk
duidelijk wordt tot welke inzet we worden gekozen.

Bij het uitstappen overvalt de leegte. Er strijden mannen in glimmend
staal, zak op hun rug, een paard verdwaald op de hoek,

letters in torens waartussen restanten van vuurpijlen en as, veel as
dat zomaar blijft liggen terwijl de wind aanzwelt

en ieder tegen de winkelrij aandrukt. Bij de bloemenstal ligt een
tekening van krijt waar niemand op durft te stappen.

Op de weg terug verzamelt zich het leven, op de tussenliggende
stations wacht zij en zwaait met haar toverstaf.