Mevrouw Z. loopt naar binnen, om de tafel heen, kijkt me donker
en verwilderd aan, roept ‘geen muziek, geen

muziek vandaag?’ en loopt de deur weer uit. Een helder moment
waarop ze aan muziek denkt, zich herinnert dat

ze viool speelde in een orkest en dat nu weer wilde doen of een
breuk in het weekschema, de planning van het

tehuis, het ondergeschikt zijn aan derden en waar bemoeit iedereen
zich mee. Wat lijkt me dat erg, zegt mevrouw

de B., als je geen instrument meer kunt spelen. Of vasthouden, zegt
de heer P. Wat deed u eigenlijk vroeger?

Mevrouw Z. wordt later zingend teruggevonden in de keuken waar
ze op een krukje zit met wiebelpoten. Deksels

had ze in haar handen moeten hebben, pollepels en messen. Vooral
die laatsten. Je kunt ze als strijkstok over je armen halen.