Te midden van alle reizigers zit zij voorovergebogen en met een
pen in de hand en noteert, oplossingen blijkbaar

voor een kruiswoordpuzzel of invallen die van blijvende aard en
hoog niveau zijn of misschien een toevoeging

aan een boodschappenlijst. De punten van haar schoenen komen
net tegen de tegels van het perron, haar

hakken zweven daarboven, haar gezicht is verscholen onder het
haar, grijs en slordig, soms is de schittering van

haar bril te zien. Eerst dacht ik aan een kind dat zich losgerukt
had van een ouder, toen aan een

wel heel ijverige scholier die elke wachttijd benutte, wie ze ook
is, ze blijft zichzelf en lijkt niets te merken

van de haast om haar heen, het gedrang en geroep. Ze kijkt zelfs
niet gretig naar het eten dat naast haar verorberd wordt.