De heer T. is dood. Alleen mevrouw de B. spreekt dat laatste
woord uit zoals zij alleen kan schelden en huilen

tegelijk, de koffie over haar boezem gooit of roze nagellak draagt
op blote voeten, elke keer weer, en mij opwacht

in half slapende stand tot ik voor haar sta en zij opkijkt en alles
opengooit en lacht en wijffie zegt. De anderen

knikken naar de foto op tafel of stoppen met zorgvuldige gebaren
de rouwkaart in het mandje op hun rollator. Voor

de foto had de heer T. het leren jasje van zijn dochter aangetrokken,
haar zonnebril opgezet en gedaan wat de meisjes van

de gang zeiden: nu uw middelvinger nog omhoog, meneer T. Dat
had hij niet helemaal begrepen maar de rest wel:

stralend staat hij los van alle laatste hulpmiddelen en als een oude
rocker boven ons bestaan en deelt handtekeningen uit.