De snelheid waarmee ik lees en me niet herinner, de naam
van de schrijver, het jaar waarin zij vertrokken,

wat ik nu eigenlijk deed op die avonden in het waterhuis,
de een de gretigheid tegen het verspillen, het

ander de uitkomst van de hoeveelheid leven of gewoon het
aantal jaren dat. Heel even soms tilt

het hoofd zich op en denkt na, herhaalt een zin of twee, kijkt
naar de foto op de omslag, bekijkt nadrukkelijk

de titel, bladert terug naar de kleine inhoudsopgave of het
voorwoord, om dan weer terug te keren naar

dat verhaal. De stilte is een voorwaarde tot beiden. Net zoals
het schrijven in die vroege ochtend, is het lezen

voorbehouden tot bepaalde uren: de avond krult zich lang
door de pagina’s in mijn schoot en hart.