De taalvaardigheid die een recensent noemt, is niets meer dan
de poging die ik jaren geleden deed zijn beste en
enige vriend te winnen voor het leven. Eindeloos lang berichtte
ik hem vanaf mijn buik en uit mijn bed de redenen
door te rijden, hij was er bijna, het lijk van zijn vrouw leek nog
op de leren achterbank te liggen van zijn bolide,
de kinderen ontroostbaar plaatjes plakkend op de zijramen, de
tegenliggers tellend, toeterend, ontwijkend, de
bergen hoog, de dalen gevaarlijk daarnaast. Uren praatte ik in
op zijn onwilligheid, zijn hardheid, blinde vlek
en blaffende hond, daar leer je van te schrijven, niets had te maken
met de vorm waarin. Ik was bloot en lag hem te
verlangen, hij was onderweg en wilde niets. Zo ontstond het rijm,
afwezig voor de lezer, slechts een behoefte van mezelf.
wouter
2 februari 2019 — 09:13
‘Ik was bloot en lag hem te verlangen’ mooier kan een zaterdag toch niet beginnen 🙂
alja
2 februari 2019 — 14:47
dat vond ik ook, fijn weekend!
John Zwart
3 februari 2019 — 16:22
soms lijken er verbanden die toch weer anders maar
ook zijn. hoe ik met verlangen word geconfronteerd terwijl
ik juist bezig met uitvaarten denkend daarvan ver te zijn