Mevrouw N. blijkt niet dood, ze rolt de zaal binnen in een
glittertruitje en rode nagellak, handen gespreid op

haar aanzienlijke benen, het gezicht zo wit als een bepoederde
gravin uit de veertiende eeuw. Ze tilt

minzaam haar armen hoog als ik haar begroet maar aarzelt
een hand te geven en haar ogen zien iets heel

anders dan dat meisje dat versjes leest over een Goedheiligman
die schipbreuk lijdt en zijn mijter verliest. Ze

doet ze dus maar dicht en oefent het geluid van de storm, zo’n
boot vergaat niet zomaar, en de twee vrouwen

rondom haar doen al even snel mee. Het wordt heel gezellig
zo en niemand die vragen stelt, natuurlijk kan Sint

zwemmen en is het hun vader die zich verkleed heeft. Ze hebben
trouwens nooit cadeautjes gezien, zeker verzopen?