Denkend dat hij goed voor me is, herhaalt hij dat ik goed
voor mezelf moet zijn, wie doet het anders,

roept hij. Ik dacht nou ja, misschien, jij. Terwijl hij adviseert,
samenvat alvorens ik uitspreek,

onderbreekt alvorens ik durf, lopen de tranen over mijn
wangen, leun ik tegen het

zachte van mijn stoel, donker al, naakt in al mijn zijn, zoveel
herfst buiten, zoveel bladeren onder mijn

slippende hak, zoveel eikels onder de fietsband, wegspringend
ploffend, takjes waar ik schrikkend overheen ga.

Ik loop naar de kapstok, trek mijn jas aan, vochtig nog en
stop bijna mijn blote voeten weer in de laarzen,

durf ik dag te zeggen en weg te gaan, zegt hij dat ik duidelijk
moet zijn in mijn afspraken, alle.