Ik ben altijd alleen, weet je dat en ik draag altijd alleen
jouw vertrek met me mee en ik kan het

opschrijven en je kunt het lezen en voelen, zeg je, ik kan
het bijna voelen want het was zo en niet anders,

maar niemand corrigeert die feiten en geen enkel persoon
komt ervoor in de plaats, mooi gevoel

schamper ik, fijn leeswerk, verzin nog eens wat. Het was
niet je bedoeling, zeg je. Ik ben gemaakt voor

dit alleen zijn, ik praat tegen het papier, ik kras tegen de
ruit, ik druk je weg zodra je kopjeduikelend je

kunsten vertoont, geen enkele moeite, zeg je. Het zou iets
zijn waarvoor ik je bedanken moest. Nee,

je hoeft niet te komen, je weet niet waar ik ben, oefen nog
maar wat in het je bewegen van hier naar daar.