Hij zou gebeld hebben om te vragen of het nog wat was,
ik had maar geboft met het weer, de regen

bleef uit, was het echt leuker om een ander aan te kondigen
dan mezelf en liep dat eigenlijk in goede

banen, en ik zou dan antwoorden op alles dat het mee viel,
weer en aantallen mensen en concentratie en

gehalte van de gedichten en mijn stem neutraal houden
zodat hij niet jaloers zou zijn dat hij er niet was,

nooit gestaan had, nooit komen zou meer ondanks alle
rondjes om in de nacht, het oefenen van zijn

stem, het tweede gedicht in dertien jaar, en toch zou hij
horen hoe vriendelijk de ontvangst, hoe warm

de betrekkingen, hoeveel zoenen op beide wangen en nog
eens, en de laatste regel willen horen:

o hou van mij zoals ik van jou en dan weer terug, omarm
mijn zijn, wijs mij de route, ontvang mij.