Als je elke keer uit hetzelfde raam opschrijft wat je ziet,
vanuit dezelfde positie die je vader, je grootvader,
zij, de wereld zag en daar omheen dan het kader weghaalt,
het venster open, de meeuwen op hun
zilverwitte vleugelslag stil laat staan, de boten in hun
trage glijbaan voor anker, de schilder op het
hoekje met het penseel in de rechterhand bevroren, de
bomen in eeuwige bloesem, kinderen die nooit
van de kade vallen, fietsers die nooit hun doel bereiken,
haar roepend zonder dat ze je ooit nog hoort,
kun je denken dat alleen die wereld vanuit dat vierkant
veranderd is, niet jijzelf, niet zij, niet hen,
en dat als je je omdraait, je vrouw daar nog is, en je vader
aan tafel werkt en je grootvader met koffie wacht.
elbert gonggrijp
21 april 2018 — 11:06
Magnifiek… Sorry, dit is gewoon geweldig zeker als compositie. Hoe verzin je het…
Lieve groet van een ploeterende dichter die gelukkig in zijn eigen stijl blijft geloven ondanks jouw aanwezigheid… 🙂
Elbert
Katelijne Brouwer
25 april 2018 — 20:02
Prachtig Alja, fijn ook om het nog een keer terug te zien, de witregels maken dat de tijd verstrijkt terwijl het raam het raam blijft.