Alles gaat moeiteloos in elkaar over: het zand in de zee, de
lucht in het land, het water in de voeten, de

regen in de soep, de handen in elkaar. De dijen blauw van
spijkerstof en kou. Het is een natuurlijk

verloop van tijd en volgorde, het dode dier spoelt terug, het
vogeltje wipt omhoog, de hond springt over

alles heen, een bal rolt tot ongrijpbaar, een man joelt, zelfs
zonder te kijken weet je waarheen je loopt, je

gaat daarheen waar het haar reeds wappert, er zijn nog twee
vlaggen over, de vuurtoren brandt, het schip

strandt. Alles ook is een beeld van toen: hoe je klein daar
stond en met je handen voor ogen de

schipper zag en de drenkeling en de zware netten met vis en
hoe een man dat uitdeelde alvorens hij verder liep.