Hij is degene die we nu willen horen: dat plezierig
gemurmel dat vanuit het kuiltje in zijn

wang en zijn hartjesmondje en zijn twinkelende o
zo donkere ogen, zijn mollig halsje en

zijn dappere beentjes en alles dat daartussen aan
plooi en geruit overhemdje en zacht

katoen zit, dat slaande handje dat aan haren trekt
en boven op het hoofd blijft liggen, even

dat onverstaanbaar duiden van liefde, dat kwijlend
het gezicht heffen tot bereikbaar, dat

herkennen vanuit die afstand die eigenlijk hinkelend
genomen kan, dat en die eerste

wonderen, lijm tussen ons allen en kriebelende en
steeds maar groter wordende blijdschap.

 

(hij is onderweg)