Soms zijn er in de ochtend geen woorden of een teveel
aan woorden zoals er beelden zijn die

tuimelend over elkaar geordend moeten en van een wit
randje moeten worden voorzien, recht gezet,

wat scherper, warmer of groter moeten worden gemaakt,
zo donker als mijn vader daar opdoemt of

zo herkenbaar mijn eigen gezicht in dat van mijn mamma,
zo zwart het loslopend vee, de bomen rond

het weiland, de lucht boven het meer, de keien bij de
afdaling naar zee (je moet mijn hand

vasthouden, mijn hand), zo smal de wegen rondom en zo
eindeloos groot, zo eindeloos ver,

het uitzicht rondom dat je geen gestalte weet te geven
aan haar betekenis en het verschijnen daar.