Reikhalzend naar de witte toppen en de wollige, als
kinderhanden uitgespreide onderdelen van

een toekomst, de witte sintels daarachter en een zon
die over tafel het stof doet dansen, herschrijft

het verleden zich. Flarden tekst worden als die vegen
lucht in een nieuwe wereld geplaatst,

gaan verbanden aan met het pasgeboren kind, voegen
zich op de breuklijn van het oude gezin,

kruipen in de kieren van de rotte lijkkisten en vallen
uit elkaar boven de achterblijvers.

Alsof ik toen al wist wie mij lezen zou, wie komen zou,
wie schrijven kon, wie ongelukkig of

wie stralend was, wie dat wit zou plaatsen of wie mijn
ziel zou behoeden voor dat teveel aan gevoel.