Bij de kindergordijnen van de buurvrouw, dicht nog en
met verkleurde blokken het donkerste raam

achter de berijpte bomen, hangt een half leeggelopen
grote-mensen-wens in het Engels. Het

lichtblauw statement is voor mij zoals de pijn voor mij
is, het slepen met de ledematen, het

langzaam overtillen van het zeer van de ene naar de andere
kant maar meer nog het wollige wit van

de koude buiten. Ik hoefde maar te lezen over het ongemak
en de herinnering sloeg toe: klievend,

klauwend, tot de tanden toe bewapend. Zo lang ik mij
herinner, was het daar: een onzijdige partijgenoot

die geen enkel nut diende en zeker niet voor mij koos
maar blijkbaar jaren tussen licht en donker

zweefde met een felicitatie die ongemeend en cynisch
mij wees op een kinderlijke staat.