In de grijze wereld witte pluimen rook die het einde
begrenzen, een volgende straat, wat takken

achteraf, een heldere meisjesstem die om mijn vragen
giechelt en wat noteert op het lichtende scherm

voor haar, claxonerende chauffeurs die geen strepen
zien op het wegdek, kale kerstbomen met

druppels van de ochtend en een rode plastic prijs en
onverwachts een wit hondje bij de ingang van

de supermarkt. Zelden kom ik je tegen. Een foto in
een oude krant, weggelegd voor later,

tachtig ben je daar, of een zwaaiend stipje in de verte
die mij, bij nader inzien, niet kent.

Je hebt nog niets versierd, zeg ik tegen het meisje,
thuis wel, giechelt ze. Ook bij mij:

een gouden eikel aan een lintje, een diepe stem in de
hoeken van het vertrek, kruimels onderop.