Tussen de mensen zal hij zitten, te groot bijna voor
zijn stoeltje, en zwaaien, hetzelfde overbodige

en te grote gebaar waarmee hij toeterde bij vertrek,
alsof ik het geluid van zijn auto’s niet

zou herkennen, alsof ik niet wist dat hij afwezig was,
terwijl zij daar zal blijven staan en

wacht tot ik haar omarmen zal, het koude neusje tegen
de mijne. Wat onwillig is zij

maar ze zal hem wijzen op alles dat ik deed en hem
vragen mij te complimenteren en ze

begint er dan alvast mee: mijn jurk is te bloot, ze hijst
aan de bovenkant, mijn haar ongekamd en

sowieso is er van alles teveel maar mijn woorden zijn
dan tenminste keurig ingebonden. Hij

vraagt of hij erin voorkomt en deelt alvast de roem,
achterstevoren schudt hij joyeus de handen.